Verlangen naar Gods heiligdom

“Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken.” Hebreeën 11:6

 

Een prachtige tekst uit de brief aan de Hebreeën. Een tekst waar de schrijver vol passie oproept om door middel van geloof God een plezier te gaan doen. Hoe?  Door Hem te gaan zoeken, wetend dat God iedereen  beloont die Hem zoekt!  Vervolgens ontstaat bij de vraag:  Over welke beloning heeft de schrijver het? Wat mogen wij verwachten? Ik heb namelijk gemerkt dat hoe concreter ik weet waar ik naar mag verlangen, ik me daar ook naar kan uitstrekken. Als ik weet wat God belooft kan ik me dat gaan voorstellen en dat helpt mij om te gaan voor het geloofsdoel welke God voor mij heeft.

 

Gelukkig geeft de schrijver hier antwoord op. Na de nodige geloofshelden opgenoemd te hebben schrijft hij dit:

“Deze allen zijn in het geloof gestorven. Zij hebben de vervulling van de beloften niet verkregen, maar hebben die vanuit de verte gezien en geloofd en begroet, en zij hebben beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren. Want wie zulke dingen zeggen, laten duidelijk blijken dat zij een vaderland zoeken. En als zij aan het vaderland gedacht hadden van waaruit zij weggegaan waren, zouden zij gelegenheid gehad hebben om terug te keren. Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich niet voor hen om hun God genoemd te worden. Want Hij had voor hen een stad gereedgemaakt.” (Hebr. 11:13-16)

 

In hoofdstuk 12 gaat de schrijver hier verder op in. Als echte pelgrims mogen wij nu al het hemelse Jeruzalem betreden om daar feest te vieren. Een beetje vergelijkbaar met hoe de Joden jaarlijks op pelgrimsreis ging naar Jeruzalem om daar de grote feesten gezamenlijk te vieren. In geloof mogen wij hetzelfde doen. We mogen de stad betreden. In gedachten mogen we daar nu al zijn. Misschien een nieuwe gedachte maar wel één die heel Bijbels is. Colossenzen 3 roept immers op om opzoek te gaan naar de dingen die boven zijn, daar waar Christus is. Christus die aan de rechter hand van God zit. We krijgen de opdracht om die dingen te bedenken, in gedachten te nemen en niet de dingen die hier op aarde zijn te overdenken. Paulus daagt ons overduidelijk uit om met ons hoofd in de hemel te leven.

 

Judas de broer van Jezus dankt daarnaast aan het eind van zijn brief God. Hij doet dit  omdat God ons niet alleen redt van onze zonden maar ook onberispelijk wil laten verschijnen op een plaats waar Zijn heerlijkheid is en waar wij  – volgens de Willibrord vertaling  – “juichen van vreugde”. (Zie Judas 1:24). Kijk met dit beeld voor ogen groeit mijn verlangen.

 

In de Bijbel zijn nog  veel meer mensen met een soortgelijk verlangen naar God en Zijn aanwezigheid. Hieronder een paar voorbeelden:

  • “Voor de koorleider, een onderwijzing van de zonen van Korach. Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God. Wanneer zal ik binnengaan om voor Gods aangezicht te verschijnen?” (Psalmen 42:1-2)
  • “Een psalm van David, toen hij in de woestijn van Juda was. O God, U bent mijn God! U zoek ik vroeg in de morgen; mijn ziel dorst naar U, mijn lichaam verlangt naar U in een land, dor en dorstig, zonder water. Zo heb ik U in het heiligdom aanschouwd, Uw macht en Uw heerlijkheid gezien. Uw goedertierenheid is immers beter dan het leven; daarom zullen mijn lippen U prijzen. Zo zal ik U loven in mijn leven, in Uw Naam zal ik mijn handen opheffen. Mijn ziel zal als met vet en overvloed verzadigd worden; mijn mond zal roemen met vrolijk zingende lippen. Wanneer ik aan U denk op mijn bed, over U peins in nacht waken – voorzeker, U bent een Helper voor mij geweest; onder de schaduw van Uw vleugels zal ik vrolijk zingen.” (Psalmen 63:1-8)
  • “Voor de koorleider, op ‘De Gittith’; een psalm, van de zonen van Korach. Hoe lieflijk zijn Uw woningen, HEERE van de legermachten. Mijn ziel verlangt, ja, bezwijkt zelfs van verlangen naar de voorhoven van de HEERE;  mijn hart en mijn lichaam roepen het uit tot de levende God. ../…\.. HEERE, God van de legermachten, luister naar mijn gebed, neem het ter ore, o God van Jakob.  O God, ons schild, zie en aanschouw het aangezicht van Uw gezalfde. Want één dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders.” (Psalm 84:1-3 en 8-10)

Wat deze drie teksten gemeenschappelijk hebben, is dat zij een enorm groot verlangen naar God beschrijven en dat zij dat verlangen linken aan Zijn heiligdom. In Psalm 63 komt dit naar mijn idee heel mooi naar voren.

 

Als David Psalm 63 schrijft is hij in de woestijn. Hij is daar omdat hij op de vlucht is. Waarschijnlijk voor Absalom, maar het zou ook Saul kunnen wezen. David zit in een lastig pakket. Zijn leven is op dat moment niet makkelijk of leuk. En terwijl David het dorre landschap in zich opneemt, de uitgestrekte vlakte van leegheid, droogte en woestheid, realiseert hij zich iets. Hij komt tot het besef dat zijn ziel lijkt op de woestijn. David is op. Hij is leeg. Zijn leven is een woestijn, uitzichtloos, hopeloos. Zijn ziel dorst en zelfs zijn lichaam verlangt naar God. En in die situatie gaat hij terugdenken. Terugdenken naar de mooie momenten in zijn leven. En terwijl hij dat doet wordt hij bepaald  bij de tabernakel en zijn ontmoeting daar met God.

 

Nu was het ongewoon voor David om als koning in het heiligdom te komen. Normaal was dat strikt verboden. Toch is David een keer naar binnen gegaan om van de toonbroden te eten (1 Samuël 21:1-6, Lukas 6:3-4). Het kan zijn dat hij toen een krachtige ontmoeting heeft gehad met God. Het kan ook zijn dat die ontmoeting later is geweest toen hij niet letterlijk maar in gedachten het heiligdom binnen ging. Op zich maakt dat ook niet zoveel uit. In ieder geval nu David het moeilijk heeft denkt hij daaraan terug. Wat was dat mooi! Die ene keer toen Hij Gods macht en Zijn heerlijkheid mocht zien. Als hij daar aan terugdenkt  gebeurt er iets met hem. Er komen liederen vanuit zijn hart naar boven. David merkt dit op en gaat gelijk handelen overeenkomstig zijn gevoelens. Hij gaat God prijzen en loven. Hij gaat God aanbidden. 

 

De woorden die David daarbij in geloof gebruikt zijn opmerkelijk. Hij gebruikt woorden als:

  • “Uw goedertierenheid (=trouwe liefde)  is immers beter dan het leven!”
  • “Mijn ziel zal als met vet en overvloed verzadigd worden.”
  • “Mijn mond zal roemen met vrolijk zingende lippen.”
  • “U bent een Helper voor mij geweest.”

Door het lezen van deze teksten wordt mijn verlangen naar God en Zijn aanwezigheid groter. Het stimuleert mij om in geloof te gaan bidden en vast te gaan houden aan de belofte dat God beloont wie Hem zoeken.

 

Stof tot nadenken:

  • The consequence for not drinking deeply of God is to eventually lose the ability to drink at all. Prayerlessness is its own punishment, both its disease and its cause. That’s the deeper meaning to our fatigue in the ministry. So like people dying of thirst in the desert, we stagger exhausted and aimless through our days. Preaching, teaching, training, counseling, and administrating become intolerably burdensome because we have somehow forgotten why we are doing them. This weariness comes close to what medieval theologians called the deadly sin of sloth or acedia. Simple fatigue says, “I know I should be doing this, but I just can’t seem to generate the energy.”[1]
  • If we consider the unblushing promises of reward and the staggering nature of the rewards promised in the Gospels, it would seem that our Lord finds our desires not too strong, but too weak. We are half-hearted creatures, fooling about with drink and sex and ambition when infinite joy is offered us, like an ignorant child who wants to go on making mud pies in a slum because he cannot imagine what is meant by the offer of a holiday at the sea. We are far too easily pleased.[2]
  • Almighty God, the Lord of Eternity, wants to be intimate with us, to draw near and spend time with us. He holds out a tender, wonderful, incredible offering. But we, like the couple at the airport, are so blind, so preoccupied, that we miss the invitation. Not only does God command us to pray, he permits us to pray. Prayer is both a must and a may, an obligation and a gift. Why would any of us ignore the God of the universe, bending low to offer us the pleasure of his company?[3]
  • What helps me feel closer to God? For years the mainstay of my daily devotions was Bible study. Although vital to true knowledge of God, Bible study doesn’t normally foster intimacy for me. The key for me is waiting quietly on God until I sense his presence.[4]

[1] Patterson, B. & Goetz, D.L., 1999. Deepening your conversation with God, Minneapolis, MN: Bethany House Publishers.

[2] C. S. Lewis, The Weight of Glory (New York: The Macmillan Company, 1949), 1–2.

[3] Patterson, B. & Goetz, D.L., 1999. Deepening your conversation with God, Minneapolis, MN: Bethany House Publishers.

[4] Gordon, W., 1996. A Driven Pastor’s Pursuit of God. In M. Shelley, red. Deepening your ministry through prayer and personal growth: 30 strategies to transform your ministry. Library of Christian Leadership. Nashville, TN: Moorings, p. 7.

Related Articles

Responses

Your email address will not be published. Required fields are marked *